Hebben de betogers die maandag de straat optrekken voor een hoger loon een punt? Dit jaar voelen ze de schok van de inflatie, leren de vooruitzichten, maar volgend jaar niet meer. De overheid en bedrijven blijven hem wel voelen.
Wie naar de economische tabellen kijkt, snapt op het eerste zicht niet waarom vakbondsmilitanten maandag gaan betogen in Brussel voor meer koopkracht. Die stijgt dit jaar nog altijd licht. Bovendien worden de lonen aangepast aan de inflatie, via de automatische indexering.
Ook andere cijfers wijzen niet meteen op een koopkrachtprobleem. De armoede in België is tijdens de coronajaren gedaald, blijkt uit de recentste cijfers. Ook de ‘materiële deprivatie’ - geen geld hebben voor essentiële zaken zoals twee paar schoenen of het huis verwarmen - is gedaald.
Het is pas als je dieper in de cijfers duikt dat het probleem zichtbaar wordt. Dat de koopkracht in België dit jaar nog groeit, komt vooral doordat meer mensen aan het werk zijn. Als je per hoofd telt en corrigeert voor inflatie kan een doorsnee gezin vandaag twee procent minder kopen dan vorig jaar, becijferde de Nationale Bank maandag.
Dat komt omdat de automatische indexering niet onmiddellijk gebeurt. In veel sectoren gaat ze pas in op 1 januari. Toch is de koopkrachtdaling voor de meeste mensen tijdelijk. Volgend jaar volgt de inhaalbeweging en zouden de reële lonen met drie procent moeten stijgen.
Inflatie raakt niet iedereen even sterk
Achter dat gemiddelde schuilen grote verschillen. Wie bijvoorbeeld shiften draait en ’s ochtends vroeg naar een afgelegen industrieterrein moet, kan niet met het openbaar vervoer gaan en moet wel tanken om met de wagen op het werk te geraken. Hetzelfde geldt voor poetshulpen, die weinig verdienen en veel werkverplaatsingen maken.
Het is dus te kortzichtig om te zeggen dat er geen koopkrachtprobleem zou bestaan. Het is al even kortzichtig om te doen alsof het het enige probleem van vandaag is, want de keerzijde van de automatische indexering is dat bedrijven de loonkosten tegen 2024 met 14 procent zien toenemen. Dat vormt ‘een bedreiging’ voor de slagkracht van de Belgische bedrijven, zegt de Nationale Bank en dreigt de kiem te leggen voor de jobproblemen van morgen.
Externe schok
Een voorbode daarvan is al te zien in de faillissementscijfers die in mei verdubbelden. Het gaat in grote mate om een naschok van de coronaperiode, waarin buffers zijn opgebruikt. Data van de dataleverancier Graydon en de zelfstandigenorganisatie Unizo leren dat KMO’s bij de start van de pandemie 22 miljard euro winst van het jaar 2019 in hun bedrijf hebben gepompt als buffer. Veel bedrijven kunnen zoiets geen twee keer na elkaar komen en uitgeput aan de start van deze crisis.
Het toont ook waarom het moeilijk is te stellen dat de dividenden van de Bel20-bedrijven in vorige jaren bewijzen dat er geld is voor loonsverhogingen. Winst is de vergoeding voor risico en is het eerste wat verdwijnt in slechte jaren. Bovendien is niet iedere KMO even rendabel als een doorsnee Bel20’er.
Kan de overheid een vangnet spannen? Haar begrotingstekort is nu al onhoudbaar, zegt de Nationale Bank en bovendien is het tijdperk van gratis geld voorbij. Het dwingt ons de dure buitenlandse energie en grondstoffen te zien voor wat ze zijn: een externe schok die België verarmt. Werknemers voelen dat in hun portemonnee, maar voor de meesten wordt het volgend jaar beter. Voor bedrijven en de overheid is het probleem nijpender en zal het minder snel weggaan.
- De vakbonden betogen maandag voor meer koopkracht.
- In heel België neemt de koopkracht echter nog toe dit jaar. Per capita en gecorrigeerd voor inflatie daalt hij wel wat, om volgend jaar een inhaalbeweging te maken.
- Voor bedrijven is de schok hardnekkiger: de loonkosten stijgen met 14 procent tegen 2024.
- Voor de overheid is de schok al even hard: volgens de Nationale Bank is het huidige begrotingstekort 'onhoudbaar'.