Bedrijven zullen volgend jaar zo goed als zeker de werkgeversbijdrage op de lonen nog niet zien meestijgen met de inflatie. Dat moet ze helpen de loonkostenschok te incasseren.
Bedrijven zullen volgend jaar nog geen werkgeversbijdragen moeten betalen op het budget dat ze uittrekken om de lonen van hun werknemers te laten meestijgen met de inflatie. Dat voorstel ligt op tafel in de federale begrotingsbesprekingen en het lijkt op een groeiende consensus te kunnen rekenen.
De ingreep moet de schok van de stijgende loonkosten op de Belgische ondernemingen temperen. Die stijgen op dit moment met 23 miljard euro in twee jaar tijd, wat veel bedrijven dreigt te verlammen in de strijd met buitenlandse concurrenten.
De federale regering bekijkt of de betaling van de werkgeversbijdragen op die extra loonkosten kan worden uitgesteld. De cijfers die circuleren in de begrotingsgesprekken schatten de impact van de indexering op de Belgische brutolonen in 2023 op een kleine 8 miljard euro. Op dat bedrag moeten dan nog 1,9 miljard euro werkgeversbijdragen worden betaald.
Het ziet ernaar uit dat bedrijven daarvoor volgend jaar uitstel van betaling gegund wordt. Een bijkomende optie, die politiek gevoeliger ligt, is een deel van de werkgeversbijdragen gewoon kwijtschelden. Ook de periode van het uitstel is nog niet afgeklopt. De precieze kostprijs zal ervan afhangen in welke mate volgend jaar een faillissementsgolf over de Belgische bedrijfswereld rolt.
Voor bedrijven zou het betekenen dat de schok een vijfde minder zwaar aankomt. Als een werkgever 100 euro extra brutoloon betaalt - dat bestaat uit het nettoloon, de RSZ-werknemersbijdrage en de bedrijfsvoorheffing - is hij daarbovenop 25 euro werkgeversbijdragen verschuldigd. Die 25 euro maakt daardoor een vijfde van de totale loonkosten uit.
Het uitstel van betaling laat de regering toe om het niet-aanvalspact over de lonen te respecteren dat de liberalen en socialisten afsloten bij de vorming van de federale regering-De Croo. De linkse partijen gingen er toen mee akkoord geen bijsturing te eisen van de wet op de concurrentiekracht, die een plafond op de loonstijgingen legt. De liberalen gingen ermee akkoord geen aanpassing aan de automatische indexering te vragen, die een vloer onder de loonstijgingen legt.
Om die reden is het niet eenvoudig om in de strijd tegen de historisch hoge inflatie te herhalen wat in vroegere crisismomenten de regering-Dehaene deed: een indexsprong doorvoeren waarbij werknemers een indexering oversloegen of de indexering vertragen door ze anders te berekenen.
Het voorstel tot betalingsuitstel komt er tegen de achtergrond van toenemende nervositeit over de slagkracht van Belgische bedrijven. De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven meldde in september al aan de regering, de vakbonden en de werkgevers dat de winstmarges van de Belgische ondernemingen aan het verdampen zijn. Bovendien kijken veel bedrijven met grote zorgen naar 1 januari, wanneer voor 1 miljoen werknemers de loonkosten geïndexeerd worden met 10 procent.
De federale regering besliste vorige maand al, nog voor de begrotingsgesprekken startten, dat ze bedrijven en gezinnen helpt de energiefacturen te betalen. Ondernemingen krijgen daarom een korting op de accijnzen voor gas en elektriciteit, kunnen een overbruggingsrecht krijgen als ze hun activiteiten tijdelijk stopzetten, kunnen soepeler een beroep doen op tijdelijke werkloosheid voor hun personeel en mogen vragen de betaling van hun volledige sociale bijdragen in een afbetalingsplan te gieten.
Ook dat laatste uitstel wordt nu uitgebreid. Het ging toen om de sociale bijdragen voor het derde en vierde kwartaal van 2022 en het eerste van 2023. In de begrotingsbesprekingen wordt overwogen ook later in 2023 uitstel van betaling toe te staan.